Hoofdstuk 9


Bevolking sinds 1900 meer dan verdrievoudigd

Sinds 1900 is de bevolking van Nederland gegroeid van 5,1 naar 17,4 miljoen inwoners op 1 januari 2020. Dit komt overeen met een gemiddelde bevolkingsgroei van 1,0% per jaar. In de hele periode 1900-2015 is er geen enkel jaar waarin de bevolkingsomvang stagneerde of kromp ten opzichte van het voorafgaande jaar (de bevolkingsgroei bleef boven het nulpunt). Tussen 1965 en 1975 is de jaarlijkse bevolkingsgroei sterk teruggelopen van circa 1,5% naar 0,5%. Sinds 1975 fluctueert de groei sterk, parallel aan de fluctuaties in de economische groei. De sterkste bevolkingsgroei deed zich voor in 1946, het begin van de naoorlogse 'babyboom', met een groei van 2,5%. De laagste bevolkingsgroei vond plaats in 2006, met een groei van 0,1%.

Tot 1970: vooral  natuurlijke groei 

Tot ongeveer 1970 werd de bevolkingsgroei vrijwel volledig bepaald door natuurlijke groei. Het geboorteoverschot, het verschil tussen geboorte en sterfte, was hoog vanwege hoge geboortecijfers, waaronder de naoorlogse geboortegolf tussen 1946 en 1970. Negatieve uitschieters in het geboorteoverschot vonden plaats in de jaren 1918 en 1945; de Spaanse Griep en de hongerwinter veroorzaakten hoge sterftepieken.

Na 1970: migratie wordt belangrijker

Na 1970 nam het aandeel van de buitenlandse migratie in de bevolkingsgroei geleidelijk toe. Dit kwam doordat enerzijds de natuurlijke groei afnam door een daling van het aantal geboorten. Anderzijds nam het migratiesaldo (immigratie minus emigratie) toe als gevolg van een stijging van het aantal immigranten.

 

 

 

 

Natuurlijke groei en immigratie

Tot 1600 groeide de bevolking snel, voornamelijk door natuurlijke groei. Het aantal geboorten werd sterk bepaald door de kansen van vrouwen op een huwelijk en de leeftijd waarop ze trouwden. Vóór 1650 bestond er een vrouwentekort, hetgeen de huwelijkskansen vergrootte. Na 1650 ontstond geleidelijk een vrouwenoverschot dat steeds verder opliep, onder andere door de emigratie van Hollandse mannen in dienst van de VOC.

Vanaf het midden van de zeventiende eeuw steeg bovendien de gemiddelde huwelijksleeftijd van de vrouwen. Tot het midden van die eeuw overtrof het geboortecijfer het sterftecijfer in de jaren dat er geen epidemieën heersten. Daarna konden de steden hun bevolking niet langer via natuurlijke groei op peil houden, maar waren ze afhankelijk van immigratie.

 

De laatste tweehonderd jaar

De bevolking bleef tussen 1700 en 1750 vrijwel stabiel. Na die tijd begon het aantal inwoners weer te stijgen, maar langzamer. Gedurende de eerste helft van de negentiende eeuw verdubbelde het aantal inwoners voor het eerst. Vooral de groei van Rotterdam met 253 procent, van Den Haag met 185 procent en van Schiedam met 112 procent was opmerkelijk. In de eerste helft van de twintigste eeuw verdubbelde de bevolking in Zuid-Holland opnieuw. Daarna verminderde het groeitempo en behoort Zuid-Holland thans, na Groningen en Friesland tot de langzaamste groeiers.

 

Door uit te gaan van bestaande schattingen, zijn de onderliggende cijfers niet altijd op een consistente manier geschat. In het bijzonder voor de periode 1400-1510 ontbreken er nogal wat gebieden gegevens. Problemen zitten met name in bv. het aantal personen per gezin en huishouden, van onderregistratie van veelal fiscale bronnen, van religieuze diversiteit van Nederland bij dopen, van geringe aantal sterftegegevens, en van huwelijken/huwelijkskondigingen (dubbeltellingen) en de overschatting van gegevens uit de zogenaamde "Gouden Eeuw".

 

Gemiddeld komt dit voor de periode 1900 tot 2000 uit op een groei van ongeveer +1,0 % per jaar. In de periode 1300 tot 1900 komt dit ruw weg uit op +0,3 % per jaar. Wat opvalt is dat de bevolkingsgroei in procenten vanaf 1980 tot heden weer sterk gedaald is tot +0,5 %.

 

 

Overzicht van epidemieën in de tijd van onze voorouders

1347-1351Zwarte Dood, ook wel builenpest in heel Europa. Naar schatting bezweken 30-60% van de bevolking.

1555‑1712Pest, Diverse uitbraken in steden, vaak door onhygiënische toestanden.

1557Pest in o.a. Breda, Delft, Leiden.

1571-1597Pest in Belgie, in Antwerpen, Gent.

Vanaf 1600 – Epidemieën in de geschiedenis

1603Pest in Leiden (NL), en Brugge (Belgie).

1623-1626Tyfus (of pest) epidemie in Amsterdam, 10% van de bevolking overlijdt. Ook pest in Arnhem, Katwijk, Antwerpen 1629Pest in Den Bosch.

1632-1633Pest in Brugge en Antwerpen, België.

1635-1637Pest in Amsterdam, Haarlem, Dordrecht, Kampen, Utrecht, Woerden, Nijmegen.

1655-1657Pest in Gouda, Leiden, Utrecht, Antwerpen (Belgie).

1663-1666Pest in Amsterdam, met 30.000 doden (15% van de bevolking), West-Friesland, Brielle, Delft, Sappermeer, Tiel, Brugge (Belgie).

1712Pest in Utrecht.

Vanaf 1700 – Epidemieën in de geschiedenis

1700Rond deze tijd werd de nieuwe Gregoriaanse kalender gefaseerd ingevoerd.

1721Pest in ‘s-Gravenhage.

1736‘Loop’ ziekte in Kampen.

1767-1768Kindersterfte in Enkhuizen.

1770-1771Pokken en pest in geheel Nederland (‘rotkoorts’).

1774‘Gal- of kwijlkoorts’ in Overflakkee.

1778-1779Roodvonk in Rotterdam e/o.

1779-1784Dysenterie (diarree) in Gelderland, Den Bosch, Utrecht, Groningen (ook ‘persloop’).

1789Kinkhoest in Utrecht.

1797-1808Pokken in Rotterdam, Groningen.

Vanaf 1800 – Epidemieën in de geschiedenis

1808Miltvuur in Gelderland en Brabant.

1808Roodvonk in Nederland.

1809Pokken in Amsterdam.

1813-1814Tyfus, bij het Beleg van Maastricht overlijden 1600 mannen aan de tyfus.

1815Tyfus en tetanus in Nederland.

1815-1818Pokken in Breda, Utrecht en Rotterdam.

1823Tuberculose in heel Nederland (door winterkou).

1826-1828Pokken in Friesland en Groningen.

1829Malaria in Groningen, ofwel ‘Groninger ziekte’, veroorzaakt door warme zomer na overstromingen.

1831-1833Cholera epidemie in heel Nederland.

1831-1833Pokken in Gouda.

1835Roodvonk in Utrecht.

1837Mazelen in Utrecht.

1841Pokken in Leiden.

1848-1849Cholera in Nederland met landelijk 20.000 doden (1% van de bevolking).

1853-1855Cholera in Rotterdam, Amsterdam, Groningen.

1856Tyfus in Groningen.

1857Malaria in Zeeland (‘Zeeuwse koorts’)

1857-1859Roodvonk in Zeeland.

1859Tyfus en Cholera in Groningen.

1859Difterie in Friesland.

1863Tyfus in Friesland.

1864-1865Pokken in Woudsend, Friesland.

1865-1866Cholera in heel Nederland, vooral in de grote steden, ook delen van Europa.

1870-1873Pokken in Nederland, ca. 20.000 doden, (waarvan 75% kinderen). Ook door Frans-Pruissische oorlog.

1883Tyfus in Leiden.

1884Mazelen en Difterie in Amsterdam en Zeeland. Roodvonk ook in Amsterdam.

1885Cholera in Nederland, vooral in ‘s-Gravenhage.

1887Meningitis en Tuberculose in Nederland.

1887 – 1910Tuberculose in geheel Nederland.

1888Malaria in Kampen.

1892Cholera in Den Bosch.

1892Difterie in Maastricht.

1893-1894Pokken in Rotterdam.

1894Cholera in Amsterdam.

Vanaf 1900 – Epidemieën in de geschiedenis

1900-1909Malaria in Noord Nederland.

1909Cholera in Rotterdam.

1910-1911Mazelen in Amsterdam.

1914-1918Tyfus onder militaire vluchtelingen van Eerste Wereldoorlog.

1918-1920Spaanse griep met 30.000 doden, vooral twintigers en dertigers. Binnen Europa 20-40 miljoen doden.

1923-1965Malaria in Noord Nederland.

1930Roodvonk in Voorschoten.

1936Roodvonk in Rotterdam.

1938-1939Kinderverlamming, vooral in Amsterdam en Nijmegen

1940Dysenterie in Leiden.

1940-1947Malaria in Middelburg en Noordoost Polder.

1941Griep in Groningen.

1943Kinderverlamming in Amsterdam.

1946-1949Tuberculose in heel Nederland.

1956 + 1978Kinderverlamming in Nederland.

1966Meningitis in Nederland.

2020Corona pandemie, wereldwijd.

 

 

Maak jouw eigen website met JouwWeb